Een meester vaJeroen van Vlietn de nuance en subtiliteit. Met die bewoordingen kende de jury van de Boy Edgar prijs pianist Jeroen van Vliet afgelopen jaar de prestigieuze jazz-prijs toe. Met zijn nieuwe Moon Trio zet de meest lyrische jazzpianist een bak elektronica op zijn geliefde piano. Een gesprek over de zoektocht naar de klank van emotie.

De piano is een een verlengstuk van mij. Het is als eten en drinken. Mijn moeder wilde eigenlijk dat ik dwarsfluit ging spelen, maar daar had ik helemaal geen zin in. Het móest een piano zijn. Ik ben heel erg eenkennig. Met andere instrumenten kan ik nauwelijks uit de voeten. Zo speel ik geen noot gitaar. Het is altijd toetsen geweest.

Ik ben best wel een fetisjist. Ik ga naar Oslo omdat daar een hele mooie vleugel staat. Dat is natuurlijk gekkenwerk. De schoonheid van klanken, daar ben ik op gefocust. Een pianist is altijd overgeleverd aan wat voor instrument een zaal heeft.  Soms valt een piano zo tegen, dat het moeilijk is om zo te spelen als ik zou willen. Maar dat hoort ook bij improviseren.  Dat je het nu eenmaal doet met wat je hebt. Het is als koken met een half lege koelkast. Als je lekker in je vel zit, en je bent een leuke kok, dan kun je er toch iets lekkers van brouwen.

Muziek is een taal, en de piano is mijn spreekbuis. Met de piano probeer ik dingen mooier te maken dan dat ze zijn. Wat ik uit wil drukken? Hoe dit leven aanvoelt. Met woorden kan ik dat niet. Zelfs als ik het nu zo zeg vind ik het een beetje gênant. Maar als ik achter de piano ga zitten en ga spelen is het opeens niet meer gênant, dan kan ik het gevoel van het moment neer zetten.

Een verzameling emoties, dat is voor mij de kern van muziek. Ik houd ook wel van allerlei avonturen over hoe je muziek kunt vormgeven, hoe je het wilt inrichten. Daar kun je zo ver in gaan als je wilt. Maar het palet van emoties dat je uit kunt drukken, de emotionele lading van muziek, dat is voor mij een kerngegeven. Ik ben daar continu mee bezig. Meer nog dan met de constructie van een compositie. Alles staat ten dienste van een bepaald muzikaal karakter.

Mijn hoop is dat de mensen geraakt worden door wat we spelen. Hoe we spelen. Door het verhaal. Wat dat verhaal is? Dat is precies het punt, dat kan ik niet in woorden uitdrukken. Maar als je het verhaal speelt, dan hoor je het wel. Dan kun je er in mee. Elk stuk heeft zo zijn eigen inhoud. Ik kan dat alleen in trefwoorden uitdrukken. Zo zoek ik ook naar titels. Die geven een beetje een richting aan wat ik er bij bedacht had. Hopelijk matcht dat zodanig met hoe de luisteraar het ervaart, dat er wel degelijk een verhaal vertelt is. Soms ervaart de luisteraar het heel anders. En dat is ook prima.

Frontman zijn vind ik best lastig. Ik ben niet zo goed in het verbale contact met het publiek. Op een bepaalde manier moet ik uit mijn schulp. Ik zit liever ergens achter de schermen, tussen de coulissen Er komt een hele grote tournee aan. Dan sta ik vijfentwintig keer vooraan. Dat vind ik heftiger dan de muziek zelf. Maar los van het verbale heb ik wel degelijk mijn antennes aanstaan voor hoe het publiek de muziek ervaart. Ik ben heel gevoelig voor hoe het publiek de muziek oppakt. Uiteindelijk moet je het toch samen doen.

In de Roode Bioscoop gaan we iets heel nieuws doen. Dan zet ik een bak elektronica op mijn piano.  Gulli Gudmundsson (bassist) sluit daar op een heel eigenzinnige manier op aan, met effecten op zijn basgitaar en zijn contrabas. Die heeft allemaal ingangen die ik niet zomaar verzin. Met Mark Schilders (drummer) heb ik nooit eerder gespeel, dat maakt het extra spannend. Afgelopen week hebben we al het nieuwe materiaal voor het eerst gerepeteerd. Het is inderdaad een stukje anders dan dat ik in mijn hoofd had. Ik vind dat te gek. Ik had behoefte aan een frisse, nieuwe input. Verhalen vertellen in een andere context, een andere jas, daar ben ik continu naar op zoek.

DIT INTERVIEW VERSCHEEN EERDER IN DE SERIE DE RAZENDE REPORTER VERLEIDT OP DE WEBSITE VAN THEATER DE ROODE BIOSCOOP